Ha stiltewandelaars en liefhebbers van gedichten,
We werden wakker en hoorden de gietende regen, maar toen we gingen wandelen was het al het droog en dat bleef het. Een mooie, rustige herfstochtend. We stiltewandelden deze keer vanuit de Adventskerk en bespraken het gedicht onder het genot van koffie en zelfgebakken taart bij de stiltewandelaar uit Zuidlaren, die toen ze op de fiets wilde stappen naar Oudemolen nog wel werd tegengehouden door harde regen.
We lazen een tekst uit de Metamorphoses van Ovidius, prachtig vertaald door Harrie Geelens:
Voordat er zee was en grond met daarboven de stolp van de hemel
was al met al dat hele heelal één brok natuur; en die brok
noemen we ‘Chaos’. ‘De zooi’. Afzichtelijk: loodzware massa,
nergens leven, een dode opeenhoping, ordeloos ogend,
zinloze klontering zonder een zweem van verband of verbinding.
Want geen titanenzoon zorgde toen nog voor licht op de wereld.
Phoebe kreeg in de groei echt niet aldoor maar andere horens,
Aarde ze dobberde nog niet gewichtloos rond in een dampkring
die haar omringde. Geen Amphitríte spreidde haar lange
armen wijd uit en omhelsde omstandig de kusten van landen.
Zee, lucht en land hadden geen eigen plek. Eén pot nat was het. Daardoor
schommelde aarde, viel in de zee niet te zwemmen en had je
lucht maar geen licht. En niets hield een eigen, vaste gedaante.
Alles botste met alles, daardoor ging in één lichaam
alles elkaar te lijf: koud vocht met warm, en vocht bevocht dorheid,
hard vocht met teder, alles wat zwaarte had vocht met wat niets woog.
Strijd die een god — een natuur van veel beter allooi — kloek beslechtte:
Hij blies de Lucht weg bij Aarde, suste de kusten en golven,
rukte de ijlte onder de dichtheid vandaan. Hij ontwarde
Duister, maakte van alles veel kleinere stapeltjes en gaf
toen alle zaken nauwkeurig een plek. De plek waar ze hoorden.
Ovidius (43 v. Chr – 17 n. Chr.)
uit: Metamorphoses (2022); vertaling Harrie Geelens (2022)
Eens geen ‘gewoon’ gedicht, maar Ovidius. Een scheppingsverhaal, concludeerden de wandelaars. Ik koos het vanwege de prachtige, humorvolle, taal, de associatie met het scheppingsverhaal uit de bijbel en ook, omdat we er samen vast wel wat over te zeggen zouden hebben. Dat klopte!
We hadden en levendig gesprek over de menselijke behoefte om overzicht te hebben, te begrijpen en te ordenen. Daar is niks mis mee. De goden hielpen ons er in allerlei scheppingsverhalen bij. ‘Scheppen is scheiden’, las ik ooit. Ik zocht het zo-even na en het blijkt een uitspraak van theoloog Ellen van Wolde. Het Hebreeuwse woord ‘bara’ is volgens haar altijd foutief vertaald met ‘scheppen’. Volgens haar is het beter om het als ‘scheiden’ te vertalen. Eigenlijk doet de god uit deze tekst dat, ‘een god – een natuur van beter allooi.’ Daarvoor was alles immers “één pot nat”. Toen heersten de Titanen over het heelal.
Er kwam dus een god aan te pas. Die “ontwarde Duister, maakte van alles veel kleinere stapeltjes”. Scheiden. Onderscheiden.
Je gaat contouren zien in de chaos en onderscheid maken tussen het één en het ander. ‘In veelheid overzicht aanbrengen’, zei iemand. ‘Je gaat de wereld snappen’. En ook al voelt je leven soms als een wirwar, onvoorspelbaar, zonder al te veel zin en niet te vatten, als je het begrijpt kun je het beter aanvaarden. Beter accepteren wat je overkomt, of waar je het mee te doen hebt. Dat geeft dan toch weer houvast.
Je zíet ook meer als je dingen kunt onderscheiden. Of in Bijbelse zin: als de dingen/mensen namen hebben. Dat geldt al voor bloemen en paddenstoelen. Ken je geen namen, zie je minder, is het één pot nat van bloemen of van paddenstoelen. Ken je de namen, zie je opeens de kleine verschillen. Ga je herkennen. Zien.
Zo dachten we vroeger alleen in het stapeltje ‘man’ en het stapeltje ‘vrouw’, nu komen er steeds meer stapeltjes tussenin of gecombineerd uit de eerste twee. Dat geeft ruimte, meer te kiezen, en tegelijk vastigheid, omdat de mensen uit die tussen-stapeltjes zich nu wél ergens voelen bij horen. Zich gezien voelen. Maar die vrijheid, al die keuzemogelijkheden kunnen je ook verwarren, voor nieuwe chaos zorgen.
Iemand gaf als voorbeeld de Beweeg- en Beleefroute die wordt uitgezet voor GGZ-cliënten en hun bezoekers. Het vrij wandelen op het terrein is niet altijd wat mensen aankunnen. Dat er een vaste route komt met paaltjes geeft vastigheid.
Alleen de laatste zin “gaf toen alle zaken nauwkeurig een plek. De plek waar ze hoorden.” kan een hoop ellende opleveren. Vanwege dat “hoorden”. Ellende krijg je namelijk als je een rangordening aanbrengt tussen de stapeltjes. Als de ene stapel beter wordt geacht dan de ander. Bijvoorbeeld de stapel van het ene geloof beter dan de stapel van het andere geloof. Stapeltjes van het zeker weten. Zó zit het. Zó hoort het.
En op die manier kan onderscheiden ook tot afstand, het terugtrekken op je eigen stapeltje, leiden.
Nog even terug naar het ontwarren, het begrijpen. Iemand zei dat een dichter het onbegrijpelijke verbeeldt. Dat scheidt niet, maar je krijgt er op een dieper niveau wel meer grip op.
Een stiltewandelaar gaf als voorbeeld dat een Bijbelse dichter een naam geeft aan wat we god noemen: ‘ik zal er zijn’. Dan gaat het om het kunnen vertrouwen op ‘Aanwezigheid’.
‘Bij geloof gaat het niet zozeer om begrijpen, vulde een ander aan, maar om een eigen ervaring met God, een eigen ontmoeting, een dialoog. Die ontmoeting gaat soms via een ander mens die jij ontmoet’.
Vervolgens ontspon zich een gesprek over de figuur van Jezus. Is hij God, of krijg je via hem een beeld van hoe God de mens uiteindelijk bedoeld heeft, of zie je via Jezus God?
Jezus wordt vaak te romantisch, te lief voorgesteld, dachten we. Hij ging ook om met wat als uitschot van de samenleving werd gezien, hij werd ook razend in de tempel. Dat lieve beeld is gemakkelijker verteerbaar. Een gesneden beeld naar onze wensen. En gesneden beelden kunnen uitlopen op kruisiging.
Onderscheiden, stapeltjes maken, mensen indelen, inkleuren, dat kan leiden tot vastgeroeste meningen en (gesneden) beelden van elkaar. En tot kerken en gelovigen die spreken in frases, waar de inhoud uit is verdwenen. Die automatisch worden herhaald en geciteerd. ‘Daarom is het zo fijn dat Huub Oosterhuis ons een nieuwe taal heeft gegeven’, zei een wandelaar.
In Zangen van Zoeken en Zien vond ik een lied van Huub Oosterhuis met de titel “Nog voor de chaos”. Het begint zo:
Nog voor chaos, leegte, afgrond van donker,
nog voor licht werd, hemel, zon over aarde,
was het woord
en sprak het woord
en werden wij mensen.
Lieve mensen,
Ik hoop jullie weer te treffen bij een volgende stiltewandeling.
Dat kan op vrijdag 2 december en/of woensdag 14 december
Vriendelijke groet!
Berta van der Kolk