Ontmoeten, aandacht, elkaar scherp houden, betrokkenheid bij de wereld en bij elkaar, verdieping en bezinning.

Stiltewandeling 20 mei 2022

Ha stiltewandelaars en gedichtenliefhebbers!

Ondanks wat weifelende weersvoorspellingen een zomers aandoende ochtend! Bloeiende meidoorn, brem, fluitenkruid. Een weiland geel van de boterbloemen. En de toppers: bloeiende salomonszegel, orchidee (de brede orchis?) én zwarte rapunsel.

We liepen met een gedicht van Ankie Peypers:

Een jonger vrouw

In mij is een jonger vrouw dan ik
met lichter ogen en smaller handen.
Zij staat op kleine gespitste voeten
door mijn ogen naar buiten te zien,
zij kijkt naar de dagen, naar licht en naar kleuren,
ziet alles verwonderd, ziet alles heel schoon.
Beiden verlangen we, dat zij kon spreken,
dat zij kon bewegen en leven en breken
de donkere, die om haar woont.

Ankie Peypers (1928-2008)

Uit: Taal en teken, Contact, Amsterdam, 1956

‘Het gedicht raakte me gelijk’ en ‘Het doet me helemaal niks’, zo liepen de reacties op dit gedicht uiteen. Deze laatste ontboezeming wijzigde gaandeweg in ‘Ik begrijp het, maar voel het niet’.

Als het je raakt herinner je je jezelf als kind. Hoe je vroeger was. Gelukkig en onbevangen. En besef je dat je daar gaandeweg het leven (flink) wat van kwijt bent geraakt. Je kunt er naar terug verlangen.

Of je associeert het met dat je soms wakker wordt met ‘de donkere’ om je heen. Het kan je ook opeens overvallen. En je kunt geleerd hebben dat je er maar beter niet tegen kunt vechten of proberen het weg te drukken in een hoek. Als je kunt leven met ‘het mag er zijn’, als je probeert ermee te dealen, dan blijkt dat je de omslag naar het lichte veel beter kunt maken. Dan breekt het donker om je heen uiteindelijk, of ‘de donkere’.

Hoe is dan die “jonger vrouw”? De dichteres beschrijft haar met een lichte toets. ‘Fragiel’, ‘teer’, noemde één van de wandelaars dat. Staan die kleine gespitste voeten voor lichtvoetig leven? Of voor het ‘op je tenen lopen’, te hoog grijpen? Of voor het op je tenen moeten gaan staan om de wereld te zien, “naar buiten te zien”? Verder is ze vol verwondering en ziet ze kleuren en de dagen, licht. “De donkere” associeer je dan weer met nacht, kleurloosheid, verstarring en zwaarte.

Gaat het in het gedicht nu om twee of drie ikken? vroeg een aantal wandelaars zich af, ‘ de jongere vrouw, de donkere én degene die over die twee praat (dicht)?’

Het beeld dat je in je leven je onbevangenheid kwijt raakt en je verwondering en dat die oude ík’ wordt omhuld, of verhuld, door één die teleurgesteld is door het leven, verhard is door wat ze heeft meegemaakt, kunnen we ons best voorstellen.

Je kunt verbitterd en somber worden door het leven. Door het verlies van de droom die je had, bijvoorbeeld van een betere wereld. Doordat je ervaart dat de geschiedenis zich uiteindelijk herhaalt en je geen vooruitgang ziet. ‘Een soort bestaansverdriet’, noemde iemand dat. Dat kan een donkerte om je heen vormen. Zelfs een donkere buitenkant van jezelf. Die je gevangen houdt, je doet verstarren en hard is als een harnas. En die alleen te ”breken” valt.

Wel bijzonder dat de dichteres dat blijkbaar al op haar 28e had, merkte iemand op.

Eén van de wandelaars vond het beeld van “de donkere, die om haar woont” lastig. Donker dat ín je zit is beter te begrijpen en na te voelen.

Ook dat is een donkerte waarmee je moet leren leven, die je soms in de weg kan zitten en die in de loop van je leven groter en minder groot kan zijn. Storender en meer op de achtergrond.

Beste mensen,

Wie voor de zomervakantie nog eens mee wil lopen en praten, op vrijdag 17 en woensdag 29 juni is er weer een stiltewandeling. Wees welkom!

Hartelijke groet!

Berta van der Kolk