Ontmoeten, aandacht, elkaar scherp houden, betrokkenheid bij de wereld en bij elkaar, verdieping en bezinning.

Stiltewandeling 2 februari 2024

Ha stiltewandelaars, gedichtenlezers en liefhebbers van een goed gesprek (of alle drie tegelijk)!

Een grijzige, koude, maar toch mooie wandelochtend. We liepen bij gebrek aan auto’s weer vanuit de Adventskerk.

En we lazen een gedicht van Marjoleine de Vos:

 

FEBRUARI

 

De keuze, zegt hij, is niet groot, er is verdriet
om bij te blijven of kies je voor het leven.
Zo makkelijk klinkt hij, lacht moeilijk
en wenst geloof in alle dingen nieuw.
Achter het raam zit het huiselijk leven
onder de lamp bij de hagelslag
luistert slordig naar elkaar en de muziek:
vier jaargetijden, eerste deel. Hoor de lente.

 

Wat al ruikbaar is moet nog te voorschijn
het kan eenvoudig toegevroren, februari,
verijsde rietpluimen aan metalen water.
Toch doet een steeds vergeten geur geloven
dat het komen zal. De dolle pimpelmees
weet er al van, net als de vlier aan het diepje
dat zich een weg slingert door modderig gras.

 

Het is zo ver weg, wij zijn zo stram vertederd
het huiverig oog stuit op de kerktoren
in de verte tussen onzichtbaar bezige bomen.
Gehoorzaam halen wij onze adem en
als koolzuur in de Spa zo onbedwingbaar
groeit alles zich een weg naar boven
feestelijk bereid tot bijna niets.

 

Marjoleine de Vos. Uit: Zeehond graag, 2000

 

De eerste die op het gedicht reageerde zei te blijven haken bij de eerste twee zinnen:

De keuze, zegt hij, is niet groot, er is verdriet

om bij te blijven of kies je voor het leven.

En eigenlijk draaide heel ons gesprek om die zinnen. We vonden zelfs dat het hele gedicht daar om draait. Het is één grote uitwerking van die twee kanten. Het slingert van de ene naar de andere kant. En jij, als lezer, wordt mee geslingerd. Naar welke kant helt het gedicht over? En welke keuze maak jij zelf uiteindelijk?

Eerst nog even die zinnen zelf. Iemand vertaalde het als ‘Je kunt kiezen òf je blijft steken, hangen, in je verdriet – en dat kan je verstikken – òf je gaat leven. En geniet daarvan.’ Een andere wandelaar zei ‘De keuze “is niet groot”, maar hij is er wél!’.

Het klinkt makkelijk, maar ‘hij’ lacht niet voor niets ‘moeilijk’. En hij ‘wenst geloof in alle dingen nieuw’. Hij gelooft er zelf eigenlijk niet in, want hij “wenst geloof”, dachten we. Maar hij verlangt blijkbaar wel ‘geloof in alle dingen nieuw’. Naar alle dingen nieuw. Wat we een zinnetje vonden met een religieuze associatie: ‘alles wordt nieuw’. ‘Pasen’, zei iemand en dat past weer bij de lente die zo’n belangrijke rol speelt in het gedicht.

Steeds weet De Vos van cliché – “huiselijk leven onder de lamp bij de hagelslag” – en stilstand – “het kan eenvoudig toegevroren” en “Het is zo ver weg, wij zijn zo stram vertederd” – een omslag, zelfs tegenstelling te creëren naar iets positiefs toe: ”de muziek: vier jaargetijden”, “de dolle pimpelmees”, ”de bezige bomen”, “alles groeit zich een weg naar boven”.

Het lijkt aanvankelijk of het gedicht langzamerhand een kanteling maakt naar een positief lentegedicht. ‘Maar dan krijg je in de laatste zin een draai om de oren’, zei één van de wandelaars, “feestelijk bereid tot bijna niets”.  Bijna niets.’ En daarom valt de balans in het gedicht, de keuze, voor deze wandelaar uiteindelijk negatief uit: ‘je wordt er verdrietig van, het is een verdrietig gedicht. Al liepen we in de lente: er waren vogelgeluiden en katjes.’

Een andere wandelaar vond dat het woordje “bijna” (ze associeerde: erbij en nabij) er juist een positieve draai aan geven. Het ís immers nóg bijna niets, klein, als de bloemen, blaadjes uitkomen.

Het huiselijk leven wordt clichématig (“bij de hagelslag”) geschetst en niet bepaald warm en communicatief. Bij slordig luisteren is er geen echte ontmoeting. En zet je niet soms muziek op om maar niet naar elkaar te hoeven luisteren? En naar die muziek luisteren ze zelfs nog slordig.

De tweede strofe begint ook behoorlijk kil, vond iemand. Eerst een belofte: “Wat al ruikbaar is moet nog tevoorschijn” en dan de domper “het kan eenvoudig toegevroren”. Dat wat al ruikbaar is en tevoorschijn moet is blijkbaar kwetsbaar en kan zomaar weer verdwijnen.

“Toch”! Dat verwoordt de hoop en de verwachting: “Toch doet een steeds vergeten geur geloven dat het komen zal.”

“steeds vergeten” doet mij denken aan het vreemde, maar eigenlijk mooie gegeven, dat we elk jaar weer verrast en verwonderd zijn dat het lente wordt. Elk jaar vergeten we weer even dat de winter zal eindigen en dat het weer lichter zal worden.

En dat wat tevoorschijn moet, toch eerst weer toevriest, ja, dat is het leven. Het gaat meestal niet in een rechte lijn omhoog. Tis naait aans.

Het is niet zo dat de twee uit het gedicht willens en wetens zouden kiezen voor “er is verdriet om bij te blijven”, het leek ons ook onmacht: “wij zijn zo stram vertederd”. ‘Dat trof mij meteen, zei iemand. Er blijkt onvermogen uit.’ Kunnen ze hun vertedering wel voelen, wel uiten?

En toch! Ook al zie je het niet, de bomen zijn onzichtbaar bezig: “onzichtbaar bezige bomen” (prachtige taal!). Onontkoombaar tegen de machteloze, negatieve keuze in: “onbedwingbaar groeit alles zich een weg naar boven.”

Maar waarom dan die domper in de laatste zin?

Iemand dacht aan mensen die zo’n beetje aan het eind van hun leven zijn, met veel lichamelijke en mentale klachten, grote beperkingen, en er zijn steeds minder familieleden en vrienden over. Je kunt dan eigenlijk nauwelijks meer naar iets groots en meeslepends verlangen en ook de kleine mooie dingen des levens vormen een fikse uitdaging, zijn vaak onmogelijk. Er is sprake van “bijna niets”. ‘Hoe ouder je wordt hoe lastiger het is om zingeving vorm te geven’. De wandelaar herinnerde zich een verjaardagsfeest van een honderdjarige. Wat wens je die nog voor moois, zinvols toe? En tóch: ze vierde haar verjaardag “feestelijk bereid tot bijna niets”. Maar goed, we hoeven onze ogen er niet voor te sluiten dat sommige mensen lijden en de  grootste moeite hebben om nog betekenis te geven aan hun leven.

Maar het lijkt of De Vos ons meegeeft dat je eigenlijk geen keuze hébt:

Gehoorzaam halen wij adem en
als koolzuur in de Spa zo onbedwingbaar
groeit alles zich een weg naar boven (…)

We spraken nog lang over zingeving. Over of de jonge generaties daar nu wel of niet iets mee hebben, of dat ze alleen maar met zichzelf, de buitenkant, de likes etc. bezig zijn.  Omdat ze voelen dat ze geen toekomst meer hebben (klimaat, oorlogsdreiging) en daarom alleen maar genieten in het nu? En geldt dat wel voor alle jongeren? Natuurlijk niet. Je ziet vooral degenen die in de schijnwerpers staan of die zich erin plaatsen. En hoe zit het, als we eerlijk zijn, met onszelf?

Het leek ons belangrijk om een open blik te houden, niet direct te oordelen en door de buitenkant heen te kijken. Immers, iedereen roept eigenlijk ‘Zie mij!’.

Lieve mensen,

De volgende stiltewandeling is op woensdag 14 februari, bijna lente. Wie loopt mee?

Iedereen is welkom, ook als je nog nooit of lange tijd niet meeliep natuurlijk.

Hartelijke groet!

Berta

P.S. Dick maakte illustratieve foto’s onderweg.