Ontmoeten, aandacht, elkaar scherp houden, betrokkenheid bij de wereld en bij elkaar, verdieping en bezinning.

Stiltewandeling 2 juni 2023

Ha stiltewandelaars, liefhebbers van gedichten en een goed gesprek,

Gisteren was het nog zó koud en grijs en nu zo’n zonovergoten lentedag! De kleuren spatten eraf. Velden vol rode zuring, gele lissen langs de beek, al die tinten groen.

De wandelaars hoorden het gezang van de wielewaal! De titel van het gedicht paste niet zo bij het opgetogen lentegevoel, maar we hadden er een mooi gesprek over.

Duisternis

Het is toch niet enkel licht waar ik naar verlang:
ook al toont het mij de hele wereld, vaak geeft
het al te veel prijs van mezelf. Wie van ons blijft
soms niet liever onzichtbaar voor andere ogen?

Ook duisternis dus omdat je erin kan verdwijnen
en nog eens met je neus tegen het raam van de
eeuwigheid mag staan zoals hier en nu op deze
besneeuwde bergflank: een maanloze, wolkeloze

mensenloze nacht waarin ijskoude stilte me leeg
schraapt. Kraakhelder verlost sterrenhemel me
van de laatste storende resten van mezelf zodat

nog enkel blijft het ademen van deze aarde terwijl
ze duizelend, maar tezelfdertijd zo zelfbewust dat
wij worden uitgewist, dit eindeloze heelal doorklieft.

Marc Tritsmans (1959)
uit: Terwijl wij nog slapen (Nieuw Amsterdam, 2023)

De reacties op het gedicht liepen nogal uiteen: ‘Mooi!’, ‘Moeilijk!’, ‘Teveel woorden.’, ‘De eerste keer dat ik een gedicht in één keer begrijp!’.

Wij, die genoten van het licht deze ochtend, en die gewend zijn aan liederen waarin we verlangen naar licht en waarin God voorgesteld wordt als licht (denk aan Huub Oosterhuis’ liederen*), begrepen de dichter toch wél met zijn verlangen naar niet énkel licht. Ook naar duisternis.

Wij zijn gewend licht als positief te zien en donker als negatief. Maar we begrepen dat het één niet zonder het ander kan bestaan. Eén van de wandelaars dacht in dit verband aan de acclamatie uit het Liedboek ‘Hoor ons bidden, God , en luister, wees nabij in licht en duister.’  Het duister maakt nu eenmaal deel uit van je leven, hoeveel moeite je er ook mee kunt hebben. En tegenstellingen horen bij het leven. ‘Je beleeft het dieper juist doordat de tegenstellingen er zijn’, zei iemand, ‘Door tegenstellingen, bijvoorbeeld die tussen lente en herfst, kun je verlangen’.

Maar daarnaast kun je het donker ook echt als iets positiefs ervaren, net als de dichter. Het duister kan je ook beschermen. Je hoeft niet altijd in, soms genadeloos, licht te staan. Alles zichtbaar voor de blikken van een ander. Je hebbelijkheden en onhebbelijkheden. “Je storende resten”.

Eén van de wandelaars zag dat de dichter het donker op verschillende manieren ervoer.

Allereerst de behoefte om zich erin terug te trekken, rust te vinden. Een andere wandelaar herkende die behoefte aan rust en stilte, en benoemde het als de kern van het gedicht. Alleen vond ze dat dichter er veel te veel woorden voor nodig had om dat te beschrijven.

E n verder kun je verdwijnen in het duister, letterlijk, omdat men je niet meer ziet, en je opgaat in het donker, je grenzen vervagen letterlijk.

Maar het gaat verder dan dat. De dichter gaat, doordat hij in het donker is en daardoor de sterrenhemel zo goed ziet (en waar kan dat in Nederland nog…), als het ware op in de eeuwigheid. Nou ja, niet helemaal nog in de tweede strofe, “met je neus tegen het raam van de eeuwigheid”, maar in de volgende strofen vervagen haast ook de grenzen van zijn zelf. Hij voelt zich erin opgenomen in. De sterrenhemel verlost hem “van de laatste storende resten van mezelf”. Hij wordt leeg van zichzelf. Gaat op in de natuur, zei een wandelaar, op in de eeuwigheid.

We kennen allemaal wel het gevoel van nietigheid als je een heldere sterrenhemel ziet. Ik herken het gevoel van nietigheid trouwens sowieso al van het zíjn in de bergen. De dichter heeft én de bergen én de sterrenhemel.

Andere wandelaars benoemden dat het gedicht eerder verlatenheid en eenzaamheid oproept. Niet per se een fijn gevoel. Net zo min als dat leeg geschraapt worden.

Maar een ander zei ‘Eenzaam zijn op zijn tijd is juist fijn.’

Het “uitgewist” worden van “wij” ligt denk ik in het verlengde van het verlost worden “van de laatste storende resten van mezelf”. Het lijkt haast bevrijdend dat de aarde desondanks “het eindeloze heelal doorklieft”. Troostend. ‘De eeuwigheid van de aarde, de kosmos’, zo verwoordde iemand het, ‘ondanks de mensheid’.

Eén van de stiltewandelaars en ikzelf waren onlangs bij de lezing van dichter en theatermaker Marjolein van Heemstra, in het kader van het oecumenisch leerhuis, en zagen het één en ander van haar gedachten terug in dit gedicht.

Boekentip (ik vond de gedachten prachtig en ze kan goed schrijven): “In lichtjaren heeft niemand haast” – Marjolein van Heemstra.

Lieve mensen, het was weer een mooie ochtend. Wandelaars, dank voor jullie inbreng bij het nagesprek.

Wie zin heeft om voor de zomerstop (weer) eens mee te gaan, dat kan op woensdag  14 juni en op vrijdag 30 juni  nog.

Wie weet tot dan!

Hartelijke groet!

Berta

*En wie zin heeft in Huub Oosterhuis-liederen: wees welkom bij de Oosterhuisvesper op zondagmiddag 18 juni om 16.00 uur in de Adventskerk. Je kunt daarin onder meer luisteren naar het Oosterhuis-projectkoor o.l.v. Dick Dijk én ook veel zelf meezingen. Ds. Helène van Noord is voorganger.